-
1 the main news
het voornaamste nieuws -
2 principal
principal [prẽsiepaal],principaux [prẽsiepoo]1 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 hoofd- ⇒ voornaamste, belangrijkste ⇒ 〈 alleen bijwoord〉 hoofdzakelijk, vooral, in 't bijzonder♦voorbeelden:le principal • het voornaamste, belangrijkste, de hoofdzaak 〈 ook juridisch〉1. mhoofdzaak, (het) voornaamste2. adjhoofd-, voornaamste, belangrijkste -
3 gros
gros1 [groo],grosse [groos]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 dik ⇒ fors, gezet2 groot ⇒ fors, flink, hevig4 ruw ⇒ lomp, onbetamelijk♦voorbeelden:gros soupir • diepe zuchtun(e) gros(se) • dikkerd〈 informeel〉 c'est gros comme le bras, gros comme une maison • je voelt met, op je klompen aan dat het flauwekul is2 le gros de • het dikste, het voornaamste gedeelte, het gros vangros de promesses • veel belovendfait gros de conséquences • voorval dat veel gevolgen heeftdépenser en gros dix francs • alles bij elkaar tien frank besteden————————gros2 [groo]〈 bijwoord〉1 in het groot ⇒ dik, veel, grof♦voorbeelden:gagner gros • grof geld verdienenparier gros • om veel geld weddenil y a gros à parier que • er is alle kans daten gros • in grote lijnen1. = grosse; adj1) dik, gezet2) groot, fors, hevig3) belangrijk4) ruw, lomp2. grosadvin het groot, grof, veel -
4 everything
pron. alles[ evrieθing]1 alles ⇒ alle dingen/zaken2 het voornaamste ⇒ het enige, alles♦voorbeelden:she put everything she had into the performance • ze gaf zich helemaal in de opvoeringeverything but a success • allesbehalve een succes/bepaald geen succes3 with exams, holidays and everything she had plenty to think of • met examens, vakantie en zo had ze genoeg om over te denken -
5 le gros de
le gros dehet dikste, het voornaamste gedeelte, het gros van -
6 important
important [ẽportã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 belangrijk ⇒ gewichtig, aanzienlijk, invloedrijk♦voorbeelden:faire l' important • gewichtig doenl' important 〈m.〉 • de hoofdzaak, het voornaamsteadj1) belangrijk, gewichtig2) aanzienlijk, invloedrijk3) omvangrijk, groot4) verwaand -
7 l' important
l' important 〈m.〉de hoofdzaak, het voornaamste -
8 le principal
le principalhet voornaamste, belangrijkste, de hoofdzaak 〈 ook juridisch〉 -
9 first
adj. eerste--------adv. eerst; aan het begin; in het begin; allereerst; aanvankelijk--------n. eerste; begin; eerste versnelling; eerste plaats; uitstekend (cijfer)first1[ fə:st]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; niet te scheiden van het voornaamwoord〉♦voorbeelden:1 begin♦voorbeelden:1 at first • aanvankelijk, eerstfrom the first • van in/bij het beginit was a disaster from first to last • het was een compleet fiasco————————first2〈telwoord; als voornaamwoord〉1 eerste♦voorbeelden:she came out first • ze behaalde de eerste plaats————————first3〈 bijwoord〉1 eerst3 → firstly firstly/♦voorbeelden:1 when did you first meet? • wanneer hebben jullie elkaar voor het eerst ontmoet?he told her first • hij vertelde het eerst aan haarbut first he told her • maar eerst/vooraf vertelde hij het aan haarfirst and foremost • in de eerste plaats, bovenalfirst and last • alles samengenomen, over het algemeenfirst off we visited Dover • om te beginnen bezochten wij Doverfirst of all • in de eerste plaats, om te beginnen→ come come/————————first4〈telwoord; als determinator〉♦voorbeelden:first cause • voornaamste oorzaak, grondoorzaakin the first place • in de eerste plaatshe doesn't know the first thing about maths • hij kent niet de allerelementairste begrippen van de wiskundeI'll take the first train • ik neem de eerstvolgende trein -
10 main
adj. hoofd-; voornaamste--------n. hoofdleiding (v. gas, water, elektriciteit); hoofdzakelijke deelmain1[ meen] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈meervoud; ook attributief〉 (elektriciteits)net ⇒ elektriciteit, lichtnet; 〈 ook〉 gasnet, waterleiding♦voorbeelden:————————main21 hoofd- ⇒ belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:main course • hoofdgerechtmain street • hoofdstraatmain deck • hoofddek, opperdek -
11 premier
premier [prəmjee],première [prəmjer]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 eerste ⇒ voornaamste, beste, hoofd-♦voorbeelden:côte, côtelette première • haaskarbonadepremière danseuse • prima ballerinaenseignement du premier degré • lager onderwijs, basisonderwijsétat premier • oorspronkelijke staatpour la première fois • voor het eerstpremier ministre • minister-president, premierpremier plan • voorgrondprincipe premier • grondbeginselprojet premier • aanzetgrand premier rôle • hoofdrolspelerbon premier, le tout premier • het allereerstearriver (le) premier • als eerste aankomenau, du premier coup • bij de eerste (de beste) poging, keeren premier • (als) eerstecapitaine en premier • eerste kapiteinhabiter au premier • op de eerste (etage) wonendes premiers • als een van de eerstenle premier de l'an • nieuwjaarsdagpassez donc le premier! • gaat u voor!, na u!le premier venu • de eerste de beste= première; adjeerst, voornaamste -
12 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
13 Haus
〈o.; Hauses, Häuser〉♦voorbeelden:jemandem das Haus einrennen • iemand de deur platlopendas Haus hüten • binnen moeten blijvenjemandem das Haus verbieten • iemand de toegang tot het huis ontzeggenfrei Haus liefern • franco (t)huis leverenmit jemandem Haus an Haus wohnen • direct naast iemand wonenaußer Haus • buitenshuisdie Ware ins Haus schicken • de goederen thuisbezorgenkommen Sie gut nach Hause! • wel thuis!ich habe noch keinen Schritt vor das Haus getan • ik heb nog geen stap buiten de deur gezetzu Hause sein • thuis zijnsie ist in Berlin zu Hause • ze is een Berlijnsefür niemanden zu Hause • voor niemand te sprekenin etwas zu Hause sein • ergens in thuis zijn, verstand van iets hebbenHaus und Herd haben • een gezin hebbendas Hohe Haus • het parlementdie ersten Häuser der Stadt • de voornaamste families van de stadaus gutem Hause • van goeden huizesie führt ihm das Haus • zij doet voor hem de huishouding8 wie gehts, altes Haus? • hoe gaat het, ouwe jongen?¶ 〈 spreekwoord〉 wenn die Katze aus dem Hause ist, tanzen die Mäuse • als de kat van huis (honk) is, dansen de muizen op tafel (in het schotelhuis) -
14 key
adj. sleutel- (persoon enz.); belangrijkst; centraal; belangrijk; noodzakelijk--------n. sleutel; oplossing; toets; toonaard; muzieksleutel--------n. sleutel; toegang, oplossing, verklaring; toon, toonaard (in de muziek); toets (v. piano, schrijfmachine), klep (v. blaasinstrument); een laagliggend eiland--------v. vals (v. zingen); niet harmoniëren met; spannen; vastzetten; intoetsen; opschroeven, opdraaien spannen; stemmen (muziek)key1[ kie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sleutel 〈van slot; om iets vast te draaien〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 toegang; (strategische) sleutel; oplossing, verklaring; 〈 schaakspel〉 sleutelzet; opwindknop 〈 van horloge〉♦voorbeelden:key to the mystery • sleutel van het raadselin key • zuiverout of key, off key • valsbe in/out of key with • passen/niet passen bij→ minor minor/————————key21 sleutel- ⇒ hoofd-, bepalend, voornaamste♦voorbeelden:1 key factor • belangrijkste/determinerende factorkey figure • sleutelfiguurkey industry • sleutelindustriekey issue • hoofdthemakey job/position • sleutelpositiekey man • sleutelpersoon, centrale figuur, spilkey official • topambtenaarkey question • hamvraagkey role • sleutelrol, belangrijkste rolkey witness • hoofdgetuige, voornaamste getuige————————key3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the factories are keyed to the needs of the port • de fabrieken zijn gericht op de behoeften van de havenhis speech was keyed to the political situation • zijn rede was afgestemd op de politieke situatie→ key up key up/ -
15 quintessence
-
16 primary
adj. eerst, eerste; primair; wezenlijk; fundamenteel; hoofdzakelijk, essentieel--------n. vroege verkiezingen (met bijvoeging van het woord "verkiezingen")primary1[ prajmrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: primaries〉————————primary2♦voorbeelden:of primary importance • van het allergrootste belangII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:primary colour • primaire kleurprimary education/school • basisonderwijs/school -
17 Hindi
adj. mbt Hindoeïsme; mbt officiële taal in India--------n. Hindi (voornaamste taal in het noorden van India)[ hindie] -
18 because
conj. omdat; aangezien♦voorbeelden:¶ ‘Why (not)?’ ‘because!’ • ‘Waarom (niet)?’ ‘Daarom (niet)!’ -
19 body
n. fysieke verschijning van persoon of dier, lichaam; lijf; blok; grote hoeveelheid, massa; groep (van mensen, dingen, ideeen, etc.); substantie; menselijk wezen[ boddie] 〈meervoud: bodies〉1 lichaam ⇒ romp, lijk4 〈 benaming voor〉 voornaamste deel ⇒ grootste/centrale deel, kern, meerderheid; schip 〈 van kerk〉; casco, carrosserie 〈 van auto〉; romp 〈 van vliegtuig〉; klankkast 〈 van instrument〉6 voorwerp ⇒ object, lichaam♦voorbeelden:keep body and soul together • in leven blijvena dead body • een lijkthey left in a body • ze vertrokken als één manheavenly bodies • hemellichamen7 a wine with a good body • een volle/rijke wijn -
20 bottom line
bodemlijn,grondlijnbottom line♦voorbeelden:the bottom line of the lesson • de moraal van het verhaal
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Karel Lotsy — Karel Lotsij Karel Johannes Julianus Lotsy (* 3. März 1893 in Baltimore, Maryland (USA); † 29. August 1959 in Koog aan de Zaan; eigentlich Karel Lotsij) war ein niederländischer Fußball und Sportfunktionär. Von 1942 bis 1953 war er Vorsitzender… … Deutsch Wikipedia
Karel Lotsij — Karel Johannes Julianus Lotsy (* 3. März 1893 in Baltimore, Maryland, USA; † 29. August 1959 in Koog aan de Zaan; eigentlich Karel Lotsij) war ein niederländischer Fußball und Sportfunktionär. Von 1942 bis 1953 war er Vorsitzender des… … Deutsch Wikipedia
Karel Lotsij — Karel Johannes Julianus Lotsy (* 3. März 1893 in Baltimore, Maryland, USA; † 29. August 1959 in Koog aan de Zaan; eigentlich Karel Lotsij) war ein niederländischer Fußball und Sportfunktionär. Von 1942 bis 1953 war er Vorsitzender des… … Deutsch Wikipedia
Herzogtum Geldern — Territorium im Heiligen Römischen Reich Herzogtum Geldern Wappen … Deutsch Wikipedia
Geldern [1] — Geldern, ehemaliges deutsches Herzogtum (seit 1338) am Niederrhein und an der Yssel, grenzend an Friesland, Westfalen, Brabant, Holland und den Zuidersee (s. »Geschichtskarte von Deutschland II«), ursprünglich von Sigambern und Batavern, später… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Pieter de Graeff — Hochzeitsbildnisse von Pieter de Graeff und Jacoba Bicker, gemalt im Jahre 1662 durch Caspar Netscher (Rijksmuseum Amsterdam) Pieter de Graeff, Vrijheer der Hohen Herrlichkeit von Zuid Polsbroek, heer van Purmerland en Ilpendam[1] (* 15. Augu … Deutsch Wikipedia
De Graeff — Mitglieder der Familie De Graeff[1] bei der Ankunft in Soestdijk. Gemälde von Jacob van Ruisdael und Thomas de Keyser (1656/1660), National Gallery of Ireland De Graeff, auch Graeff sowie De Graeff van Polsbroek genannt, ist der Name eines noch… … Deutsch Wikipedia
Wouter Crabeth II — Wouter Crabeth ou L’Almanach Naissance 1594 Gouda Décès 18 juin … Wikipédia en Français
Joan van Hoorn — Portrait von Cornelis de Bruijn. Der zwanzigjährige Kaiser von China, Kangxi … Deutsch Wikipedia
Jakob Dircksz de Graeff — (* 1571 wahrscheinlich in Emden;[1] † 6. Oktober 1638 in Amsterdam), Vrijheer der Hohen Herrlichkeit Zuid Polsbroek, war ein einflussreicher Amsterdamer Regent und Bür … Deutsch Wikipedia
Jacob van Lennep — Pour les articles homonymes, voir Van Lennep. Jacob van Lennep, né le 24 mars 1802 à Amsterdam et mort le 25 août 1868 à Oosterbeek, est un poète et é … Wikipédia en Français